De Labrador is erkend in drie kleuren: zwart, geel (ook wel blond, deze kleur kan in de praktijk variëren van crèmekleurig tot vossenrood) en chocoladebruin (ook wel chocolate of leverkleurig). Sommige mensen claimen dat er ook grijze of zilverkleurige Labradors bestaan, maar deze kleur is niet erkend. In dit stuk bespreek ik de vererving van de drie kleuren, die ik voor het gemak gewoon zwart, geel en bruin zal noemen.
Eerst een stukje achtergrond over genetica. De kleur van een dier wordt, zoals bijna alle aangeboren eigenschappen, bepaald door de genen van dat dier. Zo is er bij de Labrador bijvoorbeeld één gen dat verantwoordelijk is voor de kleur geel. Van elk gen heeft een dier twee allelen; dit zijn als het ware de verschillende ‘versies’ eigenschappen die bij dat gen horen. Bij het gen voor geel zijn er bijvoorbeeld twee verschillende versies (dus twee allelen): eentje voor ‘wel geel’ en eentje voor ‘niet geel’. Genen worden doorgegeven door ouderdieren; één allel van elk gen komt van moederskant en één allel komt van vaderskant. Allelen kunnen dominant zijn (dat betekent dat als je er ook maar één van hebt, dit altijd tot uiting komt) of recessief (dan heb je twee dezelfde nodig om er iets van te merken). Een dominant allel wordt aangeduid met een hoofdletter, een recessief allel met een kleine letter.
Bij de kleurvererving van Labradors zijn er twee verschillende genen die belangrijk zijn; die voor zwart/bruin en die voor geel. Laten we beginnen met zwart en bruin. Zwart en bruin zijn twee verschillende versies (allelen) van één gen. Zwart is een dominant allel, dit betekent dat als een hond één zwart allel heeft geërfd van zijn vader of moeder hij zelf ook zwart zal zijn. We schrijven de letter voor zwart daarom met een hoofdletter B (van ‘Black’). Bruin is een recessief allel, en duiden we daarom aan met de kleine letter b. Dit betekent dat een hond twee bruine allelen moet erven (dus één van vaderskant en één van moederskant) om zelf bruin (bb) te zijn.
Als een dier twee dezelfde allelen op een bepaald gen heeft, noemt men dat homozygoot. Bijvoorbeeld, een bruine Labrador heeft twee b-allelen (immers, bruin is recessief, en aangezien de hond bruin is moet hij wel twee bruine allelen hebben) en is dus altijd homozygoot voor de eigenschap ‘bruine kleur’. Een zwarte Labrador kan homozygoot zijn voor zwart, dan heeft hij twee dominante zwarte allelen (BB). Hij kan echter ook heterozygoot zijn, dit betekent dat hij twee verschillende allelen heeft. In dit geval één voor zwart en één voor bruin, dus Bb.
Als voorbeeld van hoe dit tot stand kan komen neem ik Nori. Nori’s vader, Koda, is homozygoot zwart (BB). Nori’s moeder, Nena, is bruin (en kan dus niet anders dan bb zijn). Nori zelf en al haar nestgenootjes zijn heterozygoot zwart. Zij hebben van Koda een B en van Nena een b geërfd. Nori heeft zelf dus een B en een b te vergeven aan haar pups. De verdeling van de allelen naar haar pups toe gaat willekeurig, ze zal dus grofweg de helft van haar pups een B meegeven en de andere helft een b.
Willen we bruine (bb) pups fokken met Nori dan zullen deze pups van zowel Nori als van vaderskant een b moeten erven. Daarom zullen we een bruine (bb) reu of een heterozygoot zwarte (Bb) reu moeten gebruiken. Hoeveel procent van de pups dan bruin zal zijn en hoeveel zwart is te berekenen (met een kruisingsschema); gebruiken we een bruine reu dan zal grofweg de helft van de pups twee b’s erven, de andere helft wordt heterozygoot zwart (Bb). Kiezen we voor een heterozygoot zwarte reu (Bb) dan zal een kwart van de pups bruin (bb) zijn, een kwart homozygoot zwart (BB) en de helft heterozygoot zwart (Bb).
Dan de kleur geel. Geel is een recessieve eigenschap, de letter die gebruikt wordt om geel aan te duiden is de e, de letter voor ‘niet geel’ is E. Omdat geel recessief is heeft een hond ee nodig (hij moet het dus van vaders- en moederskant erven) om de kleur te laten zien. Het bijzondere van het ‘geel-gen’ is dat het het bruin/zwart gen maskeert. Dit wil zeggen, alle gele honden zijn ook bruin (bb) of zwart (Bb/BB), maar als ze geel zijn (ee) zie je dit niet terug in hun vacht. Je kan het wel zien aan de kleur van hun neus, lippen en oogranden; een gele hond met lichtbruin gekleurde neus, lippen en oogranden is homozygoot voor bruin (bb) (dit wordt overigens gezien als een fout; een reden waarom veel fokkers geen gele en bruine honden kruisen). Een gele hond met een zwarte neus, donkere lippen en oogranden is heterozygoot of homozygoot zwart (Bb of BB, welke van deze twee is niet aan de buitenkant te zien).
Geel komt voor in verschillende tinten, van licht crème dat bijna wit lijkt, tot heel donker rood-goud en alles daar tussen. De precieze tint geel die een hond laat zien wordt door een aantal andere genen beïnvloed. In de regel kan met zeggen dat lichtgele honden samen lichtgele pups voortbrengen, donkergele honden samen donkergele pups, en dat een lichte en donkergele hond samen gemiddeld-gele pups krijgen. Op het plaatje hier onder ziet u de drie kleuren afgebeeld met de allelen (bron foto: Wikipedia).
Omdat geel net als bruin een recessieve eigenschap is kan het verborgen aanwezig zijn. Je kan bijvoorbeeld twee zwarte honden (of een zwarte en een bruine) kruisen en dan ineens gele pups in het nest hebben. Dit geldt ook voor bruin; twee zwarte honden (of bijvoorbeeld een zwarte en een gele) kunnen ineens een aantal bruine pups voortbrengen. Dit betekent dat beide honden ooit een voorouder moeten hebben gehad die bruin of geel was. Dit bruine of gele allel kan generaties lang onzichtbaar zijn doorgegeven, totdat het toevallig tot uiting kwam toen twee honden die allebei zo’n onverwacht onzichtbaar allel droegen gekruist zijn. Tegenwoordig zijn er DNA testen beschikbaar om vast te stellen welke kleuren een reu of teef draagt, dus dergelijke verrassingen kunnen voorkomen worden.
En natuurlijk zijn er ook uitzonderingen op de regel: zo kreeg de gele teef van Nathalie’s ouders samen met een gele reu een nestje gele pups, maar ook één zwart pupje. Dit hoort niet te kunnen; omdat de gele ouders alleen ee door hebben gegeven aan de pups zouden de aanwezige B’s en/of b’s niet zichtbaar moeten zijn. DNA testen voor kleur bestonden toen nog niet, dus er kon er alleen een bloedtest worden gedaan om te bepalen of de gele reu en teef wel echt de ouders van het zwarte pupje waren. Dit klopte gewoon, en daarmee was Ebony zoals het hondje heette een uitzondering. Wellicht was er sprake van een toevallige mutatie waarbij één van haar twee e’s muteerde naar een E.
Ton en Nathalie op den Dries
Enter
Mobielnummer Nathalie:
06 - 407 369 81
Mobielnummer Ton:
06 - 303 476 67
Svp niet bellen na 21:30
Emailadres:
info@enterthelab.nl